Hoe beantwoordt de productie van nieuwe oppervlakteactieve moleculen aan de huidige verwachtingen van consumenten, en bijgevolg van industriëlen?

Jacky Vandeputte: Oppervlakteactieve stoffen worden gebruikt in de formulering van heel wat producten: schoonmaakmiddelen, cosmetica, verf, fytosanitaire producten… De markt van oppervlakteactieve stoffen vertegenwoordigt de meest ontwikkelde sector van biogebaseerde specialiteiten met een penetratiegraad van 25%. Deze aantrekkelijkheid heeft te maken met hun positieve imago, hun hogere biologische afbreekbaarheid en hun huidvriendelijkheid, vooral in cosmetica (60-80%). Ze vormen een alternatief voor aardolieproducten en maken het mogelijk om bepaalde als zorgwekkend beschouwde stoffen te vervangen door stoffen met een beter toxicologisch- en milieuprofiel.

Frédéric Warzée: Er zijn momenteel geen statistieken voor België maar de trends zijn vrij vergelijkbaar. Ik stel toch vast dat er aan Vlaamse zijde een grote dynamiek is voor de ontwikkeling van biotechnologieën. Maar over het algemeen is er in België een grote vraag naar biogebaseerde eindproducten.

In termen van productie is de prijs van biogebaseerde grondstoffen een belemmering voor de ontwikkeling… Vooral op het gebied van schoonmaakmiddelen. In de cosmetica is de consument over het algemeen bereid iets meer te betalen. Wat schoonmaakmiddelen betreft, circuleert er nog steeds een misverstand: biogebaseerde schoonmaakmiddelen zouden minder efficiënt zijn dan hun op aardolie gebaseerde equivalenten. Dat is natuurlijk niet waar. De consument is daarom terughoudender. Maar er vindt toch een positieve mentaliteitswijziging plaats op dit gebied.

Is de plantaardige chemie een sector met een groot potentieel in Frankrijk, Wallonië en Vlaanderen?

Jacky Vandeputte: Nog voordat plantaardige chemie in de jaren ‘80 in de mode  kwam, hebben de regio’s Grand Est en Hauts-de-France gefocust op deze sector, met de oprichting van technische centra zoals Extractis (ex CVG) maar ook particuliere onderzoekscentra zoals ARD, die toen gewoonlijk bioraffinaderijen werden genoemd.  Naast de plantaardige chemie hebben deze twee regio’s van de bio-economie een belangrijke pijler van hun economische ontwikkeling gemaakt.

De regio Hauts-de-France beschikt over een groot netwerk van spelers in de hele waardeketen van de bio-economie (27.000 landbouwers, zaadfabrikanten, toonaangevende bedrijven in de sector, concurrentieclusters, technologieplatformen), overvloedig aanwezig en gediversifieerde hulpbronnen (2 miljoen hectare landbouwgrond en 450.000 hectare bossen, een uitgestrekte kustlijn,…), maar ook sectoren met een potentieel om echt leiderschap op te bouwen (1e Franse agrovoedingsregio, wereldleiders in de biotechnologie, 1e regio voor de verwerking en verbetering van zeeproducten, regio die een voortrekkersrol vervult in de insectensector…).

De bio-economie weegt steeds zwaarder door in de regionale economische ontwikkeling sinds tussen 2014 en 2017, voor elke euro die de Regio in de sector investeerde, 7 euro werd geïnjecteerd in de regionale econonomie. De bio-economie vertegenwoordigt meer dan 85.000 jobs in Hauts-de-France.

Ook de regio Grand Est heeft veel troeven om een referentiegebied op dit vlak te worden. De regio heeft een opmerkelijke biomassa (meer dan 50% van het gebied is gewijd aan de landbouw met bijna 50.000 bedrijven, bijna 2 miljoen ha bos en 2e regio voor houtkap, topsectoren), een gevarieerd en actief industrieel netwerk (regionale bioraffinaderijen van Pomacle-Bazancourt, Europese hennepcluster, grote industriële namen…), erkende R&D-innovatiestructuren (IAR, CEBB, FRD…), markten van wereldklasse en groeimarkten (landbouw/bosbouw/wijnbouw, voeding/dierenvoeder…). 111.800 jobs houden verband met de landbouw-/voedingsmiddelensector.

Hauts-de-France en Grand-Est streven beide naar Europees leiderschap in de bio-economie. Daarom heeft de Regio Hauts-de-France in 2018 zijn Master Plan Bio-economie goedgekeurd voor een concurrerende, duurzame sector die meerwaarde en jobs creëert. De Regio Grand Est van zijn kant stemde eind 2019 voor een strategie waarbij de bio-economie in dienst staat van de groei en het concurrentievermogen van de bedrijven op zijn grondgebied.

Frédéric Warzée: Ook in België is het potentieel aanzienlijk. Het land – in het bijzonder Brussel – heeft een groot voordeel: het telt veel Europese hoofdkantoren van multinationals die overstappen op biogebaseerde producten. Tegelijkertijd slagen verschillende Belgische kmo’s erin te concurreren met de grote groepen door zich op de markt van de groene chemie te richten.

In welk opzicht is de aanpak van het ValBran-onderzoeksproject innovatief?

Jacky Vandeputte: Er is al een heel assortiment biogebaseerde oppervlakteactieve stoffen (suikeresters, APG’s, lipo-aminozuren…).  De regio Grand-Est heeft tien jaar geleden geïnnoveerd met de ontwikkeling van de eerste oppervlakteactieve stoffen op basis van tarwezemelen en de oprichting van het bedrijf Wheatoleo. Het ValBran-project wil de in tarwezemelen overvloedig aanwezige polysacchariden (cellulose en hemicellulose) valoriseren onder de vorm van oppervlakteactieve moleculen.

Het innovatieve karakter ervan hangt samen met de ontwikkeling van een biotechnologieproces en het gebruik van enzymen om niet alleen de suikers te fractioneren, maar ook om oppervlakteactieve stoffen te ontwikkelen en te functionaliseren. Het doet een beroep op een hele resem van processen en in het bijzonder op scheidings-/zuiveringsprocessen om nieuwe, orginele structuren te ontwikkelen voor toepassingen zoals voeding (levensmiddelenadditieven), schoonmaakmiddelen, cosmetica maar ook fytosanitaire producten.

Frédéric Warzée: Dit project speelt in op de belangen van industriëlen. Immers op korte tot middellange termijn (5-10 jaar) verwachten we dat de Belgische en Franse bedrijven het petrochemische zullen verlaten en zich zullen richten op de biomassa, met een voorkeur voor landbouwafval en alles wat samenhangt met voeding. De industriëlen zijn zich ervan bewust dat de landbouw zich richt op de massaproductie van levensmiddelen om aan de wereldwijde vraag te voldoen. De productie van oppervlakteactieve stoffen op basis van voedselafval wordt dus zeer interessant.

[1] IAR is de Franse bio-economie cluster, actief in Europa en internationaal.

[2] DETIC is de Belgisch-Luxemburgse vereniging van producenten en distributeurs van cosmetica, schoonmaakmiddelen, onderhoudsproducten, lijmen en mastieken, biociden en aerosolen.

Verslag van het slotwebinar van het Interreg ValBran-project: verspreiding van de resultaten
Oppervlakteactieve stoffen: alomtegenwoordige moleculen in ons dagelijks leven

Project partners